Sinds oktober 1944 probeerden de Duitsers het bevrijde België te destabiliseren door met een massale bommencampagne vooral de havensteden te vernietigen. Ditmaal waren het geen luchtaanvallen, maar de zogenaamde ‘vliegende bommen’. De V1 was een onbemand vliegtuigje, volgestopt met explosieven. De V2 was de eerste ballistische raket. Beide waren bijzonder dodelijk, onvoorspelbaar en willekeurig: het was het begin van een maandenlange oorlogsterreur, ook al leek de gruwel voorbij na de bevrijding in september 1944.
De vliegende bommen zorgden voor een van de dodelijkste periodes uit onze geschiedenis. Tussen oktober 1944 en maart 1945 leefden overal in ons land mensen in angst, voortdurend verscholen in hun kelder. In totaal verloren 6448 mensen in België het leven door vliegende bommen. Luik en Brussel werden zwaar getroffen, maar Antwerpen en de randgemeentes moesten met 4229 doden de hoogste tol betalen.
27 november 1944 begon dramatisch in Antwerpen: een bom viel in de voormiddag in de Lange Nieuwstraat en doodde 18 burgers. Wat later brak opnieuw de hel los. ‘Er viel een V-bom op de Teniersplaats!’ roept Louis (°1926, Antwerpen). ‘Wij allemaal onder de tafel. Ik zag het glas in onze vitrine nog buigen voor het sprong.’ De inslag was tot aan hun café op het Astridplein voelbaar. De V2-raket was neergestort op de drukke plaats, waar net trams en een militair konvooi passeerden. De beelden waren afgrijselijk: talloze gewonden en levenloze lichamen dreven rond tussen het puin in een grote plas water die door een gesprongen hoofdleiding was ontstaan. Er kwamen 128 burgers en 29 geallieerde militairen om. Nooit was één vliegende bom zo dodelijk geweest.
Daarna vermeden meer en meer Antwerpenaren de straten. ‘Geen voetbalmatchen, geen school, allemaal gedaan!’ treurt Louis (°1926, Antwerpen). ‘Mijn vader was erbij op de Teniersplaats, maar gelukkig werd hij niet geraakt’, vertelt Lisette (°1932, Antwerpen). ‘Hij heeft daar een geweldige schrik opgedaan. Toen zijn er veel mensen, waaronder wij, de stad uit gevlucht. Zes maanden lang woonden we in Gent, terwijl onze ouders in de stad bleven voor hun werk.’
De foto’s tonen de gruwel van 27 november 1944.
