“Persoonlijke getuigenissen zijn de belangrijkste bouwstenen van de geschiedenis”
Sinds oktober 2014 ligt Zo was onze oorlog, het derde boek van Pieter Serrien (29), in de boekhandel. Hierin vertellen 800 gewone burgers hoe zij de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt in het bezette Vlaanderen. Naast schrijver is Pieter ook nog historicus en leerkracht geschiedenis. Een historische duizendpoot met een ijzersterke drijfveer.
© Student journalistiek Eline Dedecker – dec 2014
Exact honderd jaar geleden begon de Eerste Wereldoorlog. Een thema waarmee we het afgelopen jaar overstelpt werden. Ook Pieter Serrien bleef niet achter. Als je aan hem vraagt waar de interesse voor oorlog vandaan komt, antwoordt hij zonder twijfelen: “Mensen hebben bij oorlog specifieke herinneringen. De echte emoties en structuren in de maatschappij worden duidelijk. Er vinden op zo’n moment zulke ingrijpende gebeurtenissen plaats waardoor er een verhaal te vertellen valt. Bovendien zijn moeilijke geschiedenissen interessanter dan eenvoudige geschiedenissen. De complexiteit van de samenleving komt naar boven.” Pieter heeft met Zo was onze oorlog een knap getuigenissenverhaal tot stand gebracht. Geschiedenis is voor hem veel meer dan louter droge feiten. “Persoonlijke getuigenissen zijn de belangrijkste bouwstenen van de geschiedenis. Zo wordt je werk doordrongen met menselijkheid.” Het boek is het resultaat van een uniek project waarbij hij jongeren op pad stuurt over heel België om getuigen van de Tweede Wereldoorlog te interviewen.
“Geschiedenis is veel meer dan louter droge feiten.”
“Ik wil de lezers het gevoel geven dat ze met de getuigen in de sofa zitten.”
“Geschiedschrijving is meer dan een historicus die achter zijn bron zit.”
0
Hoe is het project tot stand gekomen?
Alles begon vijf jaar geleden met mijn allereerste project. Er is toen in Mortsel een oproep geweest. De stad nam het prachtige initiatief om de laatste getuigen van het bombardement op 5 april 1943, tevens het zwaarste bombardement in België tijdens de Tweede Wereldoorlog, te laten interviewen door scholieren uit de buurt. In Mortsel leefde er iets, iets dat niet aan de oppervlakte kwam (zoekt naar de juiste woorden). Een wil om te herdenken, een wil om te vertellen, maar niet echt een luisterend oor. Het bombardement is lange tijd een soort van taboe geweest omdat het uitgevoerd werd door de Amerikanen. Men had het gevoel dat er niet in alle openheid over gepraat mocht worden. Het mocht zelfs niet in alle openheid herinnerd of herdacht worden. Aan mij vroegen ze – toen net afgestudeerd als historicus specialist bombardementen en interviewtechnieken – om het jongerenproject uit te denken en te begeleiden. Daarna kwam de vraag om er een boek over te schrijven. Dat werd dan mijn eerste boek Tranen over Mortsel. Na het boek ontstond er de droom om mijn Mortselse project te herdoen over heel België. Zo groeide het idee van Zo was onze oorlog, mijn tweede grote project.
Waarom kiest u ervoor om met jongeren te werken?
Wat er opvalt aan jongeren zijn twee zaken. Ten eerste: Jongeren zijn heel goede luisteraars. En ten tweede: Jongeren kunnen taboes doorbreken. Misschien hebben wij als samenleving die jongeren net nodig. Het is net de methode om jongeren op pad te sturen, dat het boek uniek maakt.
In Zo was onze oorlog staan de getuigenissen centraal, maar we zien ook veel beeldmateriaal. Hoe komt u daaraan?
De foto’s zitten in archieven. Een van mijn belangrijkste bronnen qua foto’s is het SOMA in Brussel, een federaal archief.
Wat voor belang hebben ze voor u?
Voor dit boek vond ik fotomateriaal heel belangrijk. Foto’s scheppen een heel grote kracht. Ik wil de lezers het gevoel geven dat ze met de getuigen in de sofa zitten, lekker gezellig, koffieke erbij, koekske erbij en dan fotookes tonen.
Niet alleen jongeren, maar ook uzelf bent op pad gegaan om interviews af te nemen. Heeft u achteraf nog contact met de mensen waar u bent langs geweest?
Als je werkt met getuigenissen moet je ook beseffen dat je werkt met persoonlijke verhalen en dat je er ook moet zijn voor de mensen die er nood aan hebben om hun verhaal nog eens een keer te doen. Ik zie dat als part of the job. Als wij aan het eten zijn en er is telefoon van Jeanine dan weet Liesbeth (Pieters vriendin n.v.d.r.) dat ik een half uur weg ben. Uiteraard wil ik die historicus zijn, maar ik moet mezelf wel een beetje afschermen. Ik zie het professioneel en niet als een uit de hand gelopen hobby.
Welke getuigenis van Zo was onze oorlog is u het meest bijgebleven?
Ik heb er heel wat (denkt lang na). Er was een leerlinge die haar stiefovergrootmoeder heeft geïnterviewd. Zij vertelde over haar Joodse vriendin Inge Blau die bij haar in de klas zat en opeens werd meegenomen. Ze heeft Inge nadien nooit meer teruggezien. Ik was op een avond dat interview aan het lezen en dacht toen ‘Inge Blau, ik heb een naam!’ Dat mensen een specifieke naam geven bij interviews komt weinig voor. Ik heb die naam dan naar de Dossinkazerne gestuurd en gevraagd wat ze van Inge Blau wisten. Er kwam snel een antwoord. Bleek nu dat zij naar Auschwitz was gevoerd samen met haar broer, zus en mama. Ze moesten er meteen naar de gaskamer. Die stiefovergrootmoeder van de interviewster wist dat niet, dus ik kon het verhaal na zeventig jaar voor haar verhelderen. Het was een emotioneel moment voor de vrouw. Ze was haar vriendin definitief kwijt. Anderzijds had de vrouw wel een klasfoto met Inge Blau op. Die klasfoto heeft er voor gezorgd dat Inge Blau een gezicht heeft gekregen. In de Dossinkazerne is er een grote muur met allemaal foto’s van mensen die het slachtoffer zijn geworden van de Holocaust. Sinds begin september hangt er een foto bij, die van Inge Blau (trots). Zo zie je, geschiedschrijving is meer dan een historicus die achter zijn bron zit.
Hoe staan uw leerlingen tegenover uw project?
Mijn leerlingen hebben het gevoel dat de opdrachten die ze voor mij moeten doen achteraf nog gebruikt worden en dat ze niet ergens verloren gaan. In het onderwijs vind ik het altijd een uitdaging om opdrachten te verzinnen die meer kunnen zijn dan alleen maar een taak. En dat is een belangrijk educatief doel voor mij.
Probeert u uw leerlingen iets bij te brengen over de twee wereldoorlogen?
Ik hang natuurlijk wel vast aan mijn leerplannen. Je mag niet vergeten dat er eerst kennisoverdracht moet zijn alvorens je bronnen kan plaatsen. Maar als er tijd is, probeer ik die beleving zeker te maken. Ik maak af en toe ruimte voor het verhaal. Na een les noteren, moeten de leerlingen zo het gevoel krijgen dat ze hun pen even mogen neerleggen, achterover mogen leunen en gewoon mogen luisteren naar een verhaal over vroeger. En dat is evengoed een manier om de passie voor geschiedenis over te brengen.
Hoe vindt u dat het gesteld is met de kennis en het besef over de Eerste en Tweede Wereldoorlog bij de jongeren?
Ik denk dat we kennis en besef apart moeten bezien. Jongeren hebben zeker de kennis en die moet niet onderdoen aan die van de volwassenen. Ik erger mij soms aan het idee ‘jongeren zijn niet geïnteresseerd’. Als je dat elke keer opnieuw zegt, kan je maar beter maken dat ze geïnteresseerd worden. Neem ze mee (slaat op tafel)! Besef is iets anders. Dat is dezer dagen opmerkelijk aanwezig met het honderdjarig bestaan van de Grote Oorlog. Ook de Tweede Wereldoorlog is dichtbij omdat onze groot- en overgrootouders toen leefden. Bovendien worden we er in de actualiteit constant aan herinnerd dat het niet overal ter wereld pais en vree is. Besef over oorlog is dus zeker aanwezig.
Ergert u zich dan soms aan de focus op kennis?
Zeker. In heel veel boeken en musea is het vaak louter kennisoverdracht en that’s it. Wat is er nu net zo knap aan het In Flanders Fields Museum of het Red Star Line Museum? Dat zijn musea die de toeschouwers meenemen naar de geschiedenis en die doen beseffen wat het moet geweest zijn.
Schrijver, historicus, leerkracht. Mij lijkt het alsof u dag en nacht bezig bent met uw grote passie. Heeft u nog wel tijd voor andere dingen?
Maar natuurlijk. Door die drie jobs te combineren heb ik ook geleerd om het te kunnen afsluiten. Je moet op tijd zeggen: ‘Kijk, nu is het ontspanning.’ Doordat ik heb leren opsplitsen, kan ik nu ook een boek lezen, series kijken, een gezelschapsspel spelen, met mijn vrienden op café gaan. Weet je? Ik had vroeger nooit durven dromen dat ik een interview zou geven over mijn boeken (trots). Ik schrijver? Ik kan eigenlijk helemaal niet zo mooi schrijven. Uiteindelijk is dat misschien hetgeen waar ik het meest dankbaar voor ben, namelijk dat ik voor mijn dertigste al die dingen heb kunnen verwezenlijken waarvan ik enkele jaren geleden nog maar amper van had kunnen dromen.
