Hieronder vind je mijn toespraak op de herdenking van het bombardement.
71 jaar geleden. Een gewone, maar zonnige oorlogsdag die om twee na halfvier Mortsel voor altijd veranderde. 600 bommen gedropt door Amerikaanse vliegtuigen. 223 ton waardoor bijna duizend mensen stierven. Tranen over Mortsel, tot vandaag. Maar niet enkel in Mortsel.
5 april is een internationale herdenking. De vertegenwoordigers van de VS, Groot-Brittanië, Nederland en Duitsland zijn hier op deze stille grond om hun eer te bewijzen. Maar we nodigen hen ook uit omdat de tranen die over Mortsel vielen zoveel keer meer neerkwamen op zoveel andere plaatsen in de wereld.
Exeter, de Engelse stad waar ik zelf een half jaar mocht studeren, werd op 4 mei 1942 door Duitse bommenwerpers van de kaart geveegd. 75 ton explosieven staken een onblusbare vuurstorm aan die 156 burgers doodde. Een gedicht klinkt als een getuigenis van de tranen over Exeter.
The bombs soon started dropping – with the City all ablaze,
The seconds seemed like hours: and the minutes seemed like days,
They gloated the destruction, to them it was mere play -
To terrorise the people and little ones to slay
No military objectives – on which to vent their skill,
Their “Target” was our city, with citizens to kill;
De bommen die toen vielen deden onze stad vervagen
Seconden leken uren en minuten leken dagen
Zij genoten van hun spel, maar verschrikking is wat zij brachten
Bommen geworpen om ons en onze kinderen te slachten
Een oefening in oorlog, zonder militaire nood
Het doel was onze stad, haar burgers moesten dood.
In de nacht van 23 op 24 juli 1943 dropten de Britten van hun kant meer dan 2300 ton bommen op Hamburg, explosieven om de stad van de kaart te vegen en brandbommen om een vuurzee te doen ontstaan die elk leven onmogelijk zou maken. Op 28 juli gingen de Amerikanen overdag verder. Weer 2300 ton bommen op Hamburg. Het was een militair succes: de stad was weggevaagd. De vuurzee bereikte temperaturen tot 1000 °C en verslond inderdaad elk levend wezen.
Henni Klank zat er middenin: ‘We kwamen terecht in een daverende, gloeiende hel’, vertelde hij. ‘De straten brandden, het asfalt smolt, de bomen brandden. Brandende paarden galoppeerden ons voorbij. De lucht brandde. Gewoonweg alles brandde. Ik zag hoe een voor een mensen plotseling in brand schoten en wegliepen. Iets later vielen ze neer. We konden hen niet helpen. Het haar van mijn vrouw schoot ineens in brand, maar gelukkig kon ik het met een emmer water blussen. We stonden daar met honderden, maar er was geen lawaai. De hitte had onze kelen uitgedroogd. Roepen, dat konden we niet meer.’
Meer dan 30.000 inwoners van Hamburg overleefden het niet. Tranen over Hamburg.
Nijmegen, 22 februari 1944, een klein jaar na de aanval op Mortsel, werd deze Nederlandse stad op een gelijkaardige manier gebombardeerd. ‘Er was geen luchtalarm’, vertelde de zeventienjarige Bert Hilkes, ‘maar wat er toen gebeurde is niet te beschrijven. Het lawaai, de luchtdruk, de lichtflitsen. Op een of andere manier raakte ik buiten westen en toen ik minuten daarna weer bij mijn positieven kwam, bevond ik mij in een andere wereld. Alles lag in puin. Mensen schreeuwden en renden weg. Met nog vier anderen kwam ik terecht in een kleine toiletruimte. Dat lijkt wel vreemd, maar dat is het niet. De ervaring had geleerd dat bij gebombardeerde huizen het toilet meestal overeind bleef staan, een kleine ruimte tussen vier stevige muren.’
Bert Hilkes werd gered. Maar voor bijna 800 andere inwoners van Nijmegen kwam alle hulp te laat. Tranen over Nijmegen.
Sinds dan hoorden we heel wat nieuwe verhalen. ‘Een luide plop’, zo herinnerde een vrouw de inslag buiten het raam van haar kantoor, ‘Het was precies vuurwerk. Ik durfde niet tot aan het venster te gaan, want je kon de hitte van de vlammen voelen. Zelfs toen ik mij voorover boog om er naar te kijken, voelde ik de hitte in mijn gezicht slaan alsof ik in een oven keek. We stonden allemaal recht en begonnen te gillen.’
‘Wat ik mij herinner?’ vroeg een meisje dat toen dertien jaar was. ‘Mensen met pijn. Stervende mensen. Voor mijn ogen. We waren bang dat ons hetzelfde zou overkomen. Ik voelde… angst. Ik wilde bidden dat de lucht niet meer zo klaar zou zijn, maar dat wolken de vliegtuigen zouden belemmeren nog meer bommen op ons te smijten. Maar de bommenwerpers waren er heel de tijd. Ik wilde nooit meer naar school gaan. We zouden de bommen moeten tegenhouden. In mijn ogen doden bommen. Dat is het enige wat ze doen: ze doden mensen, enkel vernieling, dood en verwonding.’
Het dertienjarige meisje zat niet op Sint-Vincentius of Sint-Lutgardis. Ze heet Saba en ging naar een school in Syrië. Het gebeurde ook niet 71 jaar geleden, maar vorig jaar. Ook de vrouw in het kantoor is nooit in Mortsel geweest. Zij heet Marissa en werkte in de zuidelijke toren van het World Trade Centre. Ook deze twee getuigen zaten midden in een oorlog waar zij niet om hadden gevraagd. Colleteral damage, niet enkel hier in Mortsel. Niet enkel 71 jaar geleden, maar op zo veel plaatsen, tot vandaag. Tranen over New York. Tranen over Syrië. Tranen over Mortsel.
