één oorlogsfoto waarachter een groot verhaal schuil gaat…
dat is het concept van de tentoonstelling ‘onbekende beelden, sterke verhalen’ die vanaf 16 november 2012 tot 21 april 2013 loopt in de Gentse Sint-Pietersabdij. Dit is een van de geselecteerde foto’s: een treurend koppel, een meisje en drie andere personen staan bij het uitgebrande karkas van een bus. De foto werd genomen kort na het bombardement op Mortsel van 5 april 1943.
Mijn opdracht: uitzoeken wat het verhaal achter dit beeld én verwerken in de tentoonstelling. Het resultaat kan u vanaf 16 november gaan bewonderen.
Meer info? Website van de Sint-Pietersabdij en hieronder alvast een voorproefje.
Zes mensen stonden verbouwereerd aan het uitgebrande karkas van een bus op het Gemeenteplein van Mortsel. Op 5 april 1943 was de gemeente in de Antwerpse zuidrand het slachtoffer van de zwaarste oorlogsramp uit onze geschiedenis. Nadat 82 Amerikaanse bommenwerpers op die zonnige maandagnamiddag hun dodelijke last dropten op de Erla-fabriek, liep alles mis. In plaats van de vliegtuigfabriek te treffen, viel het grotendeel van de 223 ton explosieven op de woonwijk Oude-God. Een grote brand in de Erlafabriek kostte het leven aan 307 arbeiders. Maar het was vooral de gruwel in de vier getroffen scholen die de eindbalans zo hard maakte: 936 mensen stierven, waaronder 209 kinderen. Slechts een 300-tal woningen in Mortsel waren niet beschadigd, meer dan 1.000 gezinnen waren dakloos, 587 zwaargewonden bleven voor het leven getekend,107 slachtoffers werden nooit geïdentificeerd.
Ongeveer dertig mensen om half vier net ingestapt in de bus. Vele waren op weg naar de Grot van Edegem, zoals Clara Michiels die samen met haar nichtje Lydia ging bidden voor haar zoon Marcel die in Duitsland verplicht tewerkgesteld was. Andere keerden terug naar Kontich na een bezoek aan Antwerpen.
De 25-jarige Gilbert Verlinden fietste richting Edegem: ‘Op het Gemeenteplein stonden mensen in de blauwe lucht te turen. Ik reed verder in de veronderstelling dat zij naar geallieerde vliegtuigen stonden te kijken die zich hoog boven Antwerpen in de richting van Duitsland bewogen, een schouwspel dat we steeds meer te zien kregen. Aan het gemeentehuis stond een autobus, op het eerste gezicht vol met passagiers. De draaiende motor verraadde dat de bus op het punt stond te vertrekken. Inmiddels was het motorgebrom van vliegtuigen, dat ik in de verte had gehoord, aangezwollen tot een zwaar geronk dat alsmaar luider werd. Plots waren er enkele forse klappen, gevolgd door een hels geruis alsof alles in mekaar stortte. Automatisch wierp ik mij plat op de grond en bleef daar liggen, mijn armen boven het hoofd. Het oorverdovend geluid van inslaande bommen was zo beangstigend dat ik dacht dat mijn hart het ging begeven.’ Twee minuten na half vier sloeg een voltreffer in op de bus. Niemand kon ontsnappen uit de brandende gevangenis. Machteloos moesten tientallen getuigen toezien hoe de gillende inzittenden levend verbrandden.
Later werd deze foto genomen. Op de achtergrond zocht een troep hulpverleners in een ingestorte woning naar overlevenden. Op de voorgrond stonden enkele verpleegsters met een bebloede draagberrie, gekanteld naar een hoop slordig bijeen verzamelde puinresten voor het uitgebrande karkas. Dat hoopje is wat overbleef van de inzittenden van de bus, verkoolde overblijfselen van mensen waarvan vele nooit geïdentificeerd worden.
Maurice Chovau hield zijn wenende vrouw Yvonne Michiels in zijn armen. Drie dagen lang waren ze op zoek geweest naar hun dochtertje Lydia en Yvonnes zus, Clara. Die ochtend was tante Clara hun dochtertje komen ophalen in de Antwerpse Carnotstraat om samen naar de Grot van Edegem te gaan om te bidden voor Marcel Michel, de zoon van Clara, die in Duitsland verplicht tewerkgesteld was. Op het Gemeenteplein stapten ze van de tram over op de bus. Net op de verkeerde moment…
Toen de Duitse propagandafotograaf Otto Kropf de foto nam, barstte Yvonne in tranen uit. Hoogstwaarschijnlijk had het koppel net ontdekt dat hun dochtertje was omgekomen. Een kinderschoentje op het wrak voor hen, stond onheilspellend waar ooit zitbanken waren. Maurice en Yvonne vonden nog een stuk vuile kleding van Lydia, dat ze uitknipten, schoonwasten en mee naar huis namen. Op die manier kon hun dochtertje toch nog geïdentificeerd worden en zo ook tante Clara.
Marcel Michel is vandaag 91 jaar oud en hij vertelde mij het verhaal nadat hij mijn oproep had gelezen in de krant. De zoon van Marcel, Bob, toonde 69 jaar na de feiten een foto van Lydia met haar ouders Maurice Chovau en Yvonne Michiels.
Er schuilen nog meer verhalen achter de foto. Bezoek de tentoonstelling om ze te ontdekken!
